Er was eens een Zon die stond te stralen dat het een lieve lust was. Toen kwam er een heel eigenaardige gedachte bij hem op: “Hoe zou het zijn om iets anders dan Zon te zijn?” Ook al was dat onmogelijk omdat hij nou eenmaal de Zon was, toch kon hij het wel denken en willen. En dat maakte dat de Zon geloofde dat hij een gloeilamp werd. Niet zomaar een gloeilamp. Nee, een hele speciale gloeilamp. Eentje die thuis hoort in een diaprojector. En al zijn gedachten werden zo met zijn licht voor hem uit geprojecteerd als beelden op een scherm.
Eerst dacht de lamp hele eenvoudige gedachten: Licht, minder licht, meer licht. Toen begon de lamp in kleuren te denken. En voor hij het wist begonnen de kleuren vorm te krijgen. Nu ging het hem duizelen. Verward krabde hij zich over zijn glazen bolletje. “Ik moet structuur aan gaan brengen en grenzen stellen. Anders kan ik niet begrijpen wat ik denk.”, zo dacht de lamp. En zo maakte hij vormen die konden bewegen en vormen die stil stonden, vormen die lang in beeld bleven en vormen die maar heel even waren te zien, vormen die groot waren en vormen die klein waren. En om zeker te weten dat hij alles wat hij gemaakt had goed begreep gaf hij ze allemaal een naam.
Toen zei de lamp tevreden en voldaan: “Jij, klein bewegende vorm die maar even in beeld verschijnt, jou noem ik mens”. En zo ontstonden er heel veel verschillende mensen. De zon die een lamp was geworden was ontzettend tevreden en besloot er nog een schepje bovenop te doen. Hij wilde graag geloven dat de mensen op het scherm een leven van zichzelf hadden. Dat is pas een uitdaging! Hij dacht en dacht, tegen zijn eigen schroefdraad in, totdat hij op het heldere idee kwam om de mensen op het scherm ieder hun eigen kant op te laten gaan alsof ze niet allemaal van dezelfde lamp kwamen. Hij liet de mensen op het scherm praten en ze zeiden allemaal: “Ik ben anders, ik ben speciaal, zoals ik ben is er maar één”.
De arme lamp was nu helemaal in beslag genomen door zijn eigen beelden en vergat helemaal om het licht te zijn. Daardoor werden de beelden steeds donkerder. Om zichzelf wat op te vrolijken besloot hij zijn aandacht te richten op die beelden waar hij het meest blij van werd. Misschien kon hij zo de donkere stukken vergeten en gelukkig zijn. En zo kwam het dat de lamp voor één speciaal mensenkind op het scherm voorkeur kreeg. Dit mensenkind had speciale aandacht nodig, zo vond de lamp. Hij gaf haar een extra naam. Esther. Vanaf toen had de lamp alleen nog maar aandacht voor Esther. Als Esther pijn had dan voelde de lamp dat ook. En als Esther blij was dan was de lamp ook blij.
Nu was de lamp helemaal de schroefdraad kwijt. Hij wist niet beter of hij was Esther, het beeld op het scherm. Er knaagde iets diep van binnen maar hij kon zich alleen niet meer herinneren wat. Wat hij wel zag was dat Esther zich heel alleen voelde. Ook al waren er nog zo veel andere mensenkin-deren op het scherm. Ze leken haar helemaal niet te begrijpen. Esther voelde zich schuldig. Alsof ze iets fout had gedaan. En dat terwijl ze toch zeker wist dat ze niets liever wilde zijn dan gelukkig en geliefd. En ze wilde dit zo graag delen met de mensen om haar heen.
Esther was vastberaden. Er moest een licht in haar zijn dat iedereen gelukkig kon maken. Dat had ze al lang ontdekt. Een licht dat gek genoeg iedere keer ging schijnen als ze stopte met iets doen. Het kwam juist als ze stil werd en de dingen om haar heen geen naam meer gaf. Dan was ze wie ze was en dat maakte haar blij.
En zo werd het beeld van Esther op het scherm steeds helderder. De andere mensen op het scherm snapte er niks van. Maar dat hoefde ook niet. Het maakte hen ook blij en dat was wat telde. En zo werd het scherm steeds lichter en lichter. Totdat het zo licht was geworden dat de beelden niet meer van elkaar onderscheden konden worden. En dat was het moment waarop de lamp zich weer herinnerde dat hij een lamp was. Hij zag alleen nog maar licht en snapte toen dat licht het enige was wat hem echt gelukkig maakte.
Af en toe kwam er nog eens een kleur of een vorm langs. Dan lachte de lamp er om en scheen er met zijn licht op zodat ze deel van zijn licht bleven. Hij had geen zin meer om beelden te maken. Gelukkig zijn was genoeg.
Vanaf toen besloot de lamp alleen nog maar licht te zijn. Lamp zijn had nu geen enkele zin meer. Zelfs de naam zon werd betekenisloos. Alsof er nog iets anders zou zijn dan zon. Gewoon het licht zijn was het enige wat telde. En tot op de dag van vandaag straalt dit licht in volle glorie.